Vanuit hotel Mirador in Caldera vertrekken we.
We wisselen even van gedachten dat onze hotels wel heel verschillend kunnen
zijn. Arend en Henry konden alleen koud douchen, Job en Catelijne hadden geen
ontbijt, en Maarten moest van kamer verhuizen omdat hij werd lekgestoken door
muggen. Jan zakte door zijn bed, en we stonden met onze voeten in het water als
we de afvoer gebruikten. Dit stond wel in groot contrast met het Crowne Plaza
hotel in Santiago. Maar: de bediening en de mensen waren hier heel vriendelijk.
’s Ochtends blijkt overigens dat de deur van Ton’s auto niet meer dicht wil
blijven. Met elastieken weten we dit (tijdelijk) op te lossen.
We vervolgen onze route langs de kust, en
daarna gaan we landinwaarts. We komen door een desperaat gebied: bergen, veel
kleuren en weinig begroeiing. We tanken in Chanaral, dit is 100 km voor de
grote handsculptuur die uit de woestijngrond omhoog rijst. In Antofagusta lunchen
we aan de baai, met barbecuevlees dat heerlijk gemarineerd is. Om 16.45
vertrekken we, nadat de lekke band van Ton verwisseld is. Het laatste gedeelte
van de route gaat over een hoogte van 3300 meter, en door de geleidelijke
stijging hebben we dat bijna niet in de gaten. We komen aan in het dorpje San
Pedro, en dit ligt op 2400 meter hoogte. Dit dorpje is gevestigd door de
Atacamenos, in de oases van de Atacamawoestijn. De droogste woestijn ter
wereld. De eerste boeren bouwden hier hun landbouwterrassen in de
berghellingen. Ze teelden bonen, vijgen, katoen en pompoenen. Lama’s en
alpaca’s werden, naast vervoersmiddel, ook voor hun wol gehouden. Tegenwoordig
is het de archeologische hoofdstad van Chili. Vanwege de prachtige
maandlandschappen, zoutvlaktes en rotsformaties. Het dorp telt nu nog 2500
inwoners, en we hebben ’s avonds een heerlijke kerstmaaltijd (binnen en buiten
op het terras, met uitzicht op het zwembad).